Terug
Gepubliceerd op 03/04/2024

Besluit  OCMW-raad

do 28/03/2024 - 19:30

DIENST FINANCIËN - RETRIBUTIEREGLEMENT VOOR TERUGVORDERING VAN AANMANINGSKOSTEN EN DWANGBEVELEN - 2024-2026 - WIJZIGING

Aanwezig: Johan Van Limbergen, voorzitter OCMW-raad
Jeroen Baert, burgemeester
Tom Dewandelaere, Carla Herremans, Inge De Ridder, schepenen
Anita Ceulemans, Bart De Smet, Ann De Smedt, Michel Van Reeth, Eddy Van Der Taelen, Tibo Roekaerts, Fatiha Haouat, Pascale De Boeck, Martha Somers, Nathalie Van de Wouwer, François Addiers, Jeanne Carron, Marleen De Ridder, raadsleden
Lize Van Dijck, algemeen directeur
Verontschuldigd: Francisco Sanchez, Sven Cools, schepenen
Patrick Marnef, Nourdine Elkaouakibi, Hans Verreyt, Andy Janssens, Yani Brems, raadsleden
Voorgeschiedenis

In de OCMW raad van 19/12/2019 werd een retributiereglement gestemd ter recuperatie van de kosten voor het verzenden van aanmaningen en dwangbevelen aan diegenen die de door hun verschuldigde sommen zoals retributies of huurgelden niet betalen voor de vervaldatum en dit voor een periode aanvang nemend op 01/01/2020 en eindigend op 31/12/2026.

 

 

Feiten en context

Omwille van de financiële toestand is het noodzakelijk retributies te vorderen ter recuperatie van gemaakte kosten.

Uittreksel uit de Omzendbrief KB/ABB 2019/2

Artikel 2.2.3 Gedwongen invordering

schuldvorderingen worden niet altijd binnen de vervaltermijn betaald. De financieel directeur is ertoe gehouden om achterstallige schuldvorderingen desnoods gedwongen in te vorderen, vanuit zijn zorg en verantwoordelijkheid voor het debiteurenbeheer (artikel 177, eerste lid, 2°, DLB). Dit geldt zowel voor fiscale als voor niet-fiscale vorderingen zoals bijvoorbeeld een retributie.

In grote lijnen loopt de gedwongen invordering van een schuld altijd volgens hetzelfde stramien: er wordt een aanmaning tot betaling gestuurd en de gerechtsdeurwaarder wordt ingeschakeld of eventueel volgt een optreden in rechte.

Voor de gedwongen invordering  voor niet-fiscale schulden geldt de regeling in artikel 177 van het DLB.

De Omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit geeft aan dat het bestuur dat kosten wil aanrekenen voor een herinneringsbrief aan de belastingschuldige, hiervoor een bepaling dient op te nemen in zijn belastingreglementen of hiervoor een afzonderlijk retributiereglement dient te stemmen.

Het is aangewezen om een afzonderlijk retributiereglement te stemmen voor het aanrekenen van kosten voor het sturen van een aangetekende herinneringsbrief.

De huidige tariefstelling van 10,00 EUR dateert al van 01/01/2008.

Momenteel is de verzendingskost van een aangetekende brief 8,86 EUR.

Tevens is het wenselijk om een jaarlijkse indexering coëfficiënt van 1,5% te voorzien.

Het billijkheidsprincipe bepaalt dat de kosten die gegenereerd worden door een weigering van betaling, effectief zouden gedragen worden door de schuldenaar die deze kosten genereert en niet door de schuldenaar die zijn schulden tijdig aan het lokaal bestuur betaalt.
 

De huidige tariefstelling van 10,00 EUR dateert echter al van 01/01/2008, momenteel is de verzendingskost van een aangetekende brief 8,86 EUR.

Een aanpassing van de tariefstelling is dan ook meer dan aangewezen.

Tevens is het wenselijk om een jaarlijkse indexering coëfficiënt van 1,5% te voorzien.

Juridische gronden

-       Het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, inzonderheid artikel 77 betreffende de bevoegdheden van de OCMW-raad.

-       Het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, inzonderheid artikels 326 tot en met 335 betreffende het bestuurlijke toezicht

-       De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen

-       Het Bestuursdecreet van 7 december 2018, hoofdstuk 3 – Toegang tot bestuursdocumenten, art. II.26 tot en met II.51

-        Omzendbrief KB/ABB 2019/2

Financiële weerslag

Financiële weerslag JA/NEEN

Visum van toepassing JA/NEEN

Adviezen en argumenten

Het vast bureau stelt voor om het retributiereglement voor de terugvordering van aanmaningskosten en dwangbevelen om het reglement gewijzigd te stemmen voor een periode eindigend op 31/12/2026.

Voorgestelde wijziging:

Art.2:
§1 de retributie wordt vastgesteld op:
- 10,00 15,00 EUR voor een aanmaning verzonden per aangetekende zending
- 10,00 15,00 EUR voor een dwangbevel krachtens artikel 177 van het decreet lokaal bestuur.

Publieke stemming
Aanwezig: Johan Van Limbergen, Jeroen Baert, Tom Dewandelaere, Carla Herremans, Inge De Ridder, Anita Ceulemans, Bart De Smet, Ann De Smedt, Michel Van Reeth, Eddy Van Der Taelen, Tibo Roekaerts, Fatiha Haouat, Pascale De Boeck, Martha Somers, Nathalie Van de Wouwer, François Addiers, Jeanne Carron, Marleen De Ridder, Lize Van Dijck
Voorstanders: Johan Van Limbergen, Jeroen Baert, Tom Dewandelaere, Carla Herremans, Inge De Ridder, Anita Ceulemans, Bart De Smet, Ann De Smedt, Michel Van Reeth, Eddy Van Der Taelen, Tibo Roekaerts, Fatiha Haouat, Pascale De Boeck, Martha Somers, Nathalie Van de Wouwer, François Addiers, Jeanne Carron, Marleen De Ridder
Resultaat: Goedgekeurd met eenparigheid van stemmen.
Besluit

Art.1: Het op 19/12/2019 gestemde retributiereglement recuperatie van de kosten voor het verzenden van aanmaningen en dwangbevelen wordt op datum van zitting opgeheven en voor een periode aanvang nemend op 22/03/2024 en eindigend op 31/12/2026 wordt een retributie geheven ter recuperatie van de kosten voor het verzenden van aanmaningen en dwangbevelen aan diegenen die de door hun verschuldigde sommen zoals retributies, of huurgelden niet betalen voor de vervaldatum.

Art.2

§1 de retributie wordt vastgesteld op

-     15,00 EUR voor een aanmaning verzonden per aangetekende zending

-     15,00 EUR voor een dwangbevel krachtens artikel 177 van het decreet lokaal bestuur.

§2 Het bedrag vermeld in §1 van dit artikel wordt jaarlijks gecumuleerd aangepast door middel van een index met een vaste coëfficiënt van 1,5%. Het bedrag zal na indexering worden afgerond naar de hogere euro.

Art.3: deze verordening zal in toepassing van de regels over het bestuurlijk toezicht worden overgemaakt aan de hogere overheid en als definitief worden aanzien indien geen bezwaren worden ingediend gedurende het openbaar onderzoek.